Frequentie tv: 100 Hz en meer
Arjen Oving Expert televisiesBijgewerkt op:19 april 2024
Vloeiend beeld
Televisies met een hoge frequentie (ook wel refresh rate genoemd) geven een vloeiend beeld. Je ziet het verschil goed bij filmscènes waar de camera langzaam over een landschap of een brede weg glijdt. Bij televisies met een lage frequentie of refresh rate lijkt het beeld te schokken.
Hoe werkt een hoge refresh rate?
Belangrijk is dat het lcd-paneel zelf een refresh rate heeft. Bij de meeste televisies is dit 50 of 100 Hertz (Hz). De duurste en meest uitgebreide modellen hebben soms een lcd-paneel van 200 Hz.
Kleinere overgang
Naast de refresh rate van het paneel hebben tv-fabrikanten verschillende technieken bedacht om schokkerig beeld te verminderen. Bijvoorbeeld als de televisie de binnenkomende losse beeldjes onderzoekt en zelf de tussenliggende beelden berekent. Zo verkleinen de overgangen tussen de opeenvolgende beelden. De televisie verwerkt meer beelden per seconde. Resultaat: het beeld lijkt vloeiender.
Scanning blacklight
Het knipperen van de achtergrondverlichting is een andere techniek die televisies gebruiken. Het knipperen gebeurt op het moment dat de pixels van het scherm veranderen. Dat wordt scanning backlight genoemd. Daardoor lijken de overgangen tussen de beelden minder ‘hard’ en oogt het beeld vloeiender.
Heeft een 200 Hz-tv zin?
Meestal is het signaal van je televisie 50 Hz. Dat betekent dat er 50 losse beeldjes per seconde in het signaal zitten. Met de 100 Hz-technologie plaatst de tv daar zelf steeds 1 extra beeldje tussen. Daarmee verdubbelt het aantal naar 100 beelden per seconde. Tv's die met 200 Hz werken, voegen steeds 3 extra beelden toe.
In de praktijk werkt deze techniek niet altijd even goed. Bij gelijkmatige en voorspelbare bewegingen wordt het beeld op de tv zeker vloeiender. Dit is niet zo bij snelle en ongelijkmatige bewegingen in het beeld. Bijvoorbeeld bij een rondspringend en -rennend konijn in het gras, waarbij de bewegingen eigenlijk lastig te 'voorspellen' zijn voor de tv. De uitgerekende extra beelden passen dan niet goed bij het echte beeld. Er ontstaan beeldfouten: het konijn heeft bijvoorbeeld minder details en een wazig randje.